Op 20 mei jl. was het precies 500 jaar geleden dat Ignatius van Loyola (1491 – 1556), de latere stichter van de Sociëteit van Jezus, zich liet bekeren. Ter gelegenheid daarvan is door de jezuïeten in Nederland en België een jubeljaar (20 mei 2021 tot 31 juli 2022) uitgeroepen waarin talrijke activiteiten in de vorm van publicaties, lezingen, theatervoorstellingen en bijeenkomsten zijn georganiseerd om dat heugelijke feit te gedenken en te vieren.
door Joop de Vries
In dat kader is bij Uitgeverij Adveniat onlangs een alleszins leesbaar boekwerkje verschenen over het rijk geschakeerde en inspirerende leven van de in Nijmegen geboren Petrus Canisius (1521 – 1597), tijd- en ordegenoot van Ignatius van Loyola. Het boek is biografisch van opzet en draagt als ondertitel mysticus & manager. Het is een vertaling van een in het Frans geschreven studie van de Zwitserse jezuïet Pierre Emonet waarvan de titel luidt: Pierre Canisius, l’ infatigable réformateur de l’ Eglise d’ Allemagne. De auteur grijpt daarbij terug op de uitgebreide verzameling brieven en documenten van en over Canisius zoals die eerder door Otto Braunsbergen SJ (1850 – 1926) werd samengesteld.
Twee Nederlandse jezuïeten Teun Bakels en Ben Stoffels vertaalden niet alleen het boek maar plaatsten de inhoud ervan in een bredere context dan louter de toenmalige Duitse. De pocketuitgave met illustraties telt 165 pagina’s en omvat 17 hoofdstukken die steeds vanuit een ander perspectief zijn geschreven. Daarnaast er is een uitgebreid voetnotenapparaat, een bibliografie, een slotwoord en een Ten geleide van de eindredacteur. Het boek is een getuigenis van de belangrijke rol die Petrus Canisius in de jezuïetenorde en het toenmalige, maatschappelijke en godsdienstige krachtenveld speelde. Zijn levenswijze en opvattingen over geloof, opvoeding, onderwijs en leiderschap lijken heden ten dage evenwel nog steeds actueel te zijn. In ieder geval veel meer dan louter geschiedenis.
Tijdens Canisius’ studiejaren in Nijmegen maakt hij kennis en raakt hij vertrouwd met de leefwijze van de Broeders van het Gemene Leven (een religieuze stroming die haar oorsprong vindt in de Moderne Devotie van Geert Groote). Daarna vertrekt de burgemeesterszoon, die dan nog Peter Kanis heet, in 1536 op 15-jarige leeftijd naar Keulen om er aan de universiteit verder te studeren. Zijn vader stuurt hem na verloop van tijd naar Leuven waar hij zich kan specialiseren in kerkelijk recht. Maar dat is niet wat Canisius echt wil. Een mystieke ervaring leert hem dat God andere plannen met hem voor heeft. Aanvankelijk voelt hij zich aangetrokken tot een contemplatief leven als kluizenaar maar na een ontmoeting met de contrareformatorische strijder en jezuïet Pierre Favre (1506 – 1546), en zijn kennismaking met diens Geestelijke Oefeningen besluit Canisius zich in 1543 – hij is dan 22 jaar – aan te melden bij de Sociétas van Jezus. Hiermee behoort hij tot de jezuïeten van het eerste uur.
Zijn leven als novice bij de dan nog zeer jonge orde (1534 – heden) neemt vervolgens een aanvang. Hij doorstaat tijdens zijn noviciaat alle beproevingen zoals het leven in onthechting, het verrichten van eenvoudig werk en het troosten van zieken. In 1546 wordt hij tot priester gewijd en in 1549 legt hij in Rome de eeuwige geloften af. Hij is dan volwaardig lid van de Sociétas. Hij weet dat God hem de naaktheid van zijn ziel heeft bedekt met het ‘drievoudige gewaad van vrede, liefde en volharding’. In zijn lange leven zal Canisius dat kleed nooit afleggen. Een leven dat zich kenmerkt door dienstbaar leiderschap, mildheid van hart en trouw aan de kerk. Een kerk die dan in een ernstige crisis verkeert, met name in het Duitse taalgebied waarin hervormers als Luther en Calvijn aan de fundamenten van de kerk rammelen en waarin velen zich, onder wie ook clerici, afvallig verklaren.
Na de inleidende hoofdstukken van het boek wordt Canisius steeds vanuit een andere rol belicht: als overste en provinciaal, als auteur en predikant en als theoloog en bestrijder van de reformatie. Steeds keren daarin zijn aandachtsgebieden, tevens de grote thema’s en uitdagingen van die tijd, terug. Daaronder vallen jeugd en onderwijs, het Concilie van Trente, de kerk in Duitsland, de catechismus, de devotie van het Heilig Hart en de Maagdenburgse Centuriën.
Aandacht voor en vorming van de jeugd genieten volop zijn aandacht. Die aandacht zal een van de stokpaardjes van de orde blijven. Canisius richt zich op het stichten van jezuïetencolleges en door jezuïeten geleide faculteiten en universiteiten. Degelijke vorming, zowel intellectueel als geestelijk en godsdienstig, staan hoog in zijn vaandel. Hij acht dat van vitaal belang voor de kerk. Heel zijn leven zet hij zich daarvoor in. Met grote ijver en niet aflatende volharing slaagt hij erin op verzoek van superieuren en vorsten colleges van de grond te tillen in onder meer Messina, München, Ingolstadt, Wenen, Augsburg en Fribourg. Niet-religieuze aandachtspunten verliest hij daarbij niet uit het oog zoals een gezonde vrijetijdsbesteding, goed voorziene bibliotheken en leeszalen, gekwalificeerde docenten, handzame reglementen, verwarming en deugdelijk studiemateriaal.
Canisius schrijft ook veel. Hij publiceert preken en geschriften over uiteenlopende onderwerpen waaronder apologetiek, patrologie, exegese en praktische pastorale zaken zoals ziekentroost, biecht en meditatie. Toch zal hij vooral de man blijven van de katholieke catechismus. Hij stelt daarvan in 1555 de eerste editie samen. Hij beschouwt deze vraag- en antwoordmethode als een uitgelezen manier om het geloof en zijn mysteriën voor de jeugd toegankelijk en begrijpelijk te maken. Ruim 400 jaar (tot in de jaren ’60 van de vorige eeuw) is deze catechismus een belangrijk leermiddel in het godsdienstig onderwijs op katholieke scholen, vormingscentra en parochies.
Een ander, belangrijk werk dat niet ongenoemd mag blijven, is Canisius’ onderzoek naar en weerlegging van de Centuriën van Maagdenburg dat is samengesteld door protestantse theologen. Een boek dat te beschouwen is als de eerste reformatorische kerkgeschiedenis en dat in landen als Duitsland en Zwitserland veel weerklank vindt en navolging bewerkstelligt. Het boek is dan ook een standaardwerk en een doorn in het oog van Canisius. Bij voortduring zal hij trachten de juistheid ervan te ondergraven. Zijn werk wordt door zijn oversten dusdanig van belang geacht dat hij assistenten krijgt bij zijn onderzoek en zelfs van zijn zware taak als provinciaal van de Duitse provincie ontheven wordt.
Tot zijn schrijfactiviteiten moet eveneens zijn uitgebreide correspondentie gerekend worden. Veel brieven van en naar hem zijn bewaard gebleven. Zij vormen mede de basis van dit boek. Ze getuigen van een grote diversiteit wat doel, onderwerp, correspondent en adressering aangaat. Zijn naam, houding en opvattingen klinken dan ook door tot in de verste uithoeken van de Duits- en Franstalige gebieden.
Canisius is een apostel in de ware zin van het woord. Hij trekt tienduizenden kilometers – vaak onder barre omstandigheden – te voet of te paard rond om de blijde boodschap van Jezus te verkondigen. Hij doet dat in eenvoudige dorpskapellen, kloosterkerken en grote kathedralen. Hij is als prediker meer praktisch dan beschouwend, meer meditatief dan speculatief, meer intrinsiek dan extrinsiek en liever mild dan streng. Ook wordt hij door vorsten, theologen en oversten naar zijn oordeel gevraagd inzake complexe geloofskwesties en wordt hem verzocht conflicten op te lossen en geschillen te beslechten. Hij doet dat steeds met tact, respect en geduld.
Ook aan het Concilie van Trente (1545 – 1563) neemt Canisius meermalen deel. Hij laat er zijn stem krachtig horen. Deze lange kerkvergadering, die 25 zittingen telt, beoogt de aantijgingen van de reformatoren te weerleggen, waaronder de protestante sola fide dat alleen het geloof en niet ook goede werken de mens heil brengen én de sola sriptura, als zou de Bijbel de enige geloofsbron zijn. Tijdens een van die zittingen krijgt hij de opdracht een weerwoord hierop te schrijven. Hij is gehoorzaam aan zijn superieuren en in het bijzonder aan de paus maar hij is ook kritisch en niet blind en doof voor wat hij binnen de katholieke kerk ziet en hoort. Hij pleit onder meer voor versoepeling van de strenge Index librorum prohibitorum, de lijst van verboden boeken. Om het lezen ervan te bestraffen met excommunicatie ervaart hij als buitenproportioneel.
Canisius is ontvankelijk voor mystiek en meditatie. Een van zijn eerste publicaties, die hij schrijft als begin twintig is, betreft het leven en werk van de Duitse mysticus Johannes Tauler, die in de eerste helft van de 14e eeuw leefde. Tijdens zijn leven legt Canisius eveneens een bijzondere toewijding aan de dag voor het Heilig Hart van Jezus Christus. Deze devotie beoogt een specifieke vorm van spiritualiteit die gericht is op het lijden van Jezus. Nog altijd is het doorboorde Heilig Hart voor velen een zinnebeeld van Jezus’ liefde voor God en de mensheid.
De ondertiteling van het boek mysticus & manager suggereert, zo lijkt het, twee extremen die elkaar uitsluiten. Canisius’ leefwijze bewijst evenwel het tegengestelde, namelijk dat beide uitersten complementair kunnen zijn. Immers, dienend leiderschap noopt tot reflectie en betekent in diepere zin leiding geven zonder macht en dwang. Leiderschap waarbij de een de ander, die hem is toevertrouwd, voorleeft; hem wijzer, zelfstandiger, vrijer en gezonder maakt opdat hij zelf ook weer dienstbaar wordt.
Het boek is historisch van opzet maar tegelijkertijd ligt een transitie naar het heden voor de hand. Ook nu is de kerk in grote delen van Europa ernstig in verval, staat de katholieke kerk in Duitsland op de drempel van een afsplitsing, is lethargie en geloofsonverschilligheid onder de jeugd groot en verkeert het moderne onderwijs qua intellectuele en geestelijke vorming in een impasse. Kortom, Canisius, die in 1925 door paus Pius XI heilig werd verklaard, is nog steeds actueel. Veelzeggend daarbij is dat hij benadrukt dat de voorbeeldigheid, zuivering en kwaliteit vanuit de kerk zelf moet komen.