Over katholieke wetenschapsbeoefening
Al weer heel wat jaren geleden maakte ik met een reisgezelschap een trip door Noord-Korea. Op deze rondreis bezochten we de belangrijkste plek voor fossielen van dinosauriërs langs de snelweg van Kaesong naar Pyongyang. Een van mijn reisgenoten, die tot wat in de volksmond de zwartekousenkerken genoemd wordt, behoorde, merkte mijn interesse op en vroeg me verbaasd: ‘Geloof jij dan in de evolutietheorie?’ Ik vond dat een fascinerende vraag.
door Archibald L.H.M. van Wieringen
De vraag die mijn reisgenoot stelde ten aanzien van de evolutietheorie, hoor ik vandaag de dag in allerlei vormen opnieuw langskomen. Opmerkingen als ‘We moeten geloven in wat de wetenschap zegt!’ en ‘Geloof jij dan niet in de wetenschap?’
Dergelijke opmerkingen combineren de twee begrippen ‘geloof’ en ‘wetenschap’, terwijl deze niet tot hetzelfde woordveld behoren. Een wetenschappelijke theorie is niet iets waarin je gelooft. Een wetenschappelijke theorie probeert een model te formuleren om observaties samenhangend te verklaren. Als door nieuwe observaties de theorie geen verklaring meer biedt, moet zij aangepast of wellicht zelfs vervangen worden door een nieuwe theorie.
Ik geloof in God, die Schepper is, niet in de evolutietheorie. Die evolutietheorie vind ik interessant om iets van de door God gemaakte schepping te begrijpen. Maar de theorie is niet heilig.
Katholieke wiskunde?
Wetenschap is geen geloof. Wanneer een wetenschappelijke theorie wel tot geloofssysteem wordt, is het geen wetenschap meer. Wetenschappelijke theorieën moeten daarom steeds bevraagd blijven worden. Klopt deze meting wel? Klopt het modelmatige verband tussen deze metingen wel? Zijn er geen metingen mogelijk die dergelijke verbanden ontkrachten? Goede wetenschap is daarom steeds in beweging.
Omdat wetenschap geen geloof is, bestaat er volgens mij niet zoiets als bijvoorbeeld ‘katholieke wiskunde’.
2 + 3 = 5
Welke levensbeschouwing je aanhangt, welke politieke voorkeur je hebt, wat je BMI of je vaccinatiestaat is, heeft daar geen invloed op.
De betrouwbare schepping
Maar wat wél bestaat, is katholieke wetenschapsbeoefening. Deze bevindt zich in het spanningsveld van de geordende, ontmythologiseerde schepping en de menselijke begrensdheid.
Het eerste element is goed te verstaan vanuit het scheppingsverhaal in Genesis 1:1-2:3. God maakt een geordende ruimte waarin hij de mens kan plaatsen. Deze ordening is betrouwbaar, want het is een bewoonbare plek voor de mens die door God telkens opnieuw ‘goed’ genoemd wordt. De mens wordt door God medeverantwoordelijk gemaakt voor de continuïteit van deze betrouwbare ordening. Omdat God betrouwbaar is, is de door Hem gemaakte ordening betrouwbaar. Zo bestaat morgen de zwaartekracht ook nog. God zal de zwaartekracht niet opheffen. Sterker nog, Hij kan de zwaartekracht niet eens opheffen. Dat zou Zijn schepping onbetrouwbaar maken en daarmee zou Hij zich als een onbetrouwbare God bewijzen. Wat Hij juist níet is.
Omdat, wegens de betrouwbare God, de schepping betrouwbaar is, is zij te onderzoeken. Het Genesisverhaal doet daar nog een schepje bovenop. Onderzoek hoe de geschapen wereld in elkaar zit, is geen schending van het goddelijke. Heel zakelijk vertelt het scheppingsverhaal hoe God twee lampen maakt, de grote voor overdag en de kleine voor ’s nachts. De tekst vermijdt de woorden ‘zon’ en ‘maan’. Overal elders in het Oude Nabije Oosten zijn Zon en Maan immers goden. Maar in het scheppingsverhaal niet. Gewoon door God geschapen. De tekst is zakelijk, descriptief. God ontmythologiseert de schepping.
De geschapen wereld staat dus open voor wetenschappelijk onderzoek. De mens, medeverantwoordelijk voor de schepping, is daarom in staat tot science-based handelen.
De begrensde mens
De menselijke begrensdheid, het tweede element voor de katholieke wetenschapsbeoefening, komt eveneens in Genesis ter sprake. De mens blijkt sterfelijk geschapen te zijn. Wanneer de mens de door God gestelde grens overschreden heeft en vanaf dat moment blijvend met de vraag naar goed en kwaad geconfronteerd zal worden, besluit God de toegang tot de boom des levens voor de mens te blokkeren. Want als de mens eeuwig zou blijven leven, wordt die kennis helemaal een ondragelijke last.
Onsterfelijkheid ligt niet in het verschiet van de mens. De verhalen in Genesis doen niet moeilijk over het feit dat mensen sterfelijk zijn. Sterven hoort nu eenmaal bij een mensenleven. Als Jakob oud is en sterven gaat, spreekt hij zijn zonen nog een keer toe, waarna hij weer op bed gaat liggen en vredig sterft. Genesis 49:33 beschrijft het in alle nuchterheid. De Bijbel gaat heel realistisch om met de dood.
De begrensdheid van de mens komt ook aan bod in de parabel die Jezus in Lucas 12:16-21 vertelt. Een man heeft een overvloedige oogst. Om die op te slaan besluit hij zijn oude schuren af te breken en nieuwe, veel grotere graanschuren te bouwen. Verder dan dit voornemen komt hij niet, want nog diezelfde nacht zal hij sterven. Het probleem zit hem niet in de grote oogst. Er zit helemaal geen probleem in het zorgen voor grote oogsten. Het probleem zit hem ook niet in de graansilo’s die hij wil bouwen. Prima idee. Het probleem is echter zijn megalomane gedachten over zichzelf: ‘ik heb het prima voor elkaar, voor vele jaren, en ga lekker luieren, eten, drinken.’ Alsof je leven automatisch continu doorgaat.
Katholieke wetenschapsbeoefening
Katholieke wetenschapsbeoefening bevindt zich in het spanningsveld van deze twee Bijbelse aspecten. Dat betekent allereerst dat, zoals de geschapen werkelijkheid betrouwbaar is, de wetenschapsbeoefening gebaseerd moet zijn op betrouwbare data. Zonder betrouwbare data is het onmogelijk verbanden te leggen tussen de data. Gebrekkige dataverzameling en gebrekkige datapresentatie hebben geen plek in katholieke wetenschapsbeoefening.
Daarvoor hoef je overigens helemaal niet katholiek te zijn. Ook de richtlijnen van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen omtrent integriteit in de wetenschapsbeoefening bevatten deze eisen. Maar als katholiek ben je dit tevens vanuit je geloof bewust en wens je dienovereenkomstig te handelen. Zoals God betrouwbaar is, ben jij als beeld van God in je wetenschapsbeoefening betrouwbaar.
Een negatief voorbeeld uit onze coronatijd. In sommige landen geldt iedereen die binnen 14 dagen na een positieve test sterft, als corona-dode. Ook als iemand omkomt in een verkeersongeluk. Dat vertroebelt de data ten aanzien van het aantal corona-sterfgevallen. Vanuit katholiek perspectief kan alleen maar gesteld worden dat een dergelijke dataverzameling niet door kan gaan voor wetenschapsbeoefening.
Voorts betekent dit Bijbelse spanningsveld dat wetenschapsbeoefening realiteitszin heeft ten aanzien van het mensenleven. Zo zetten we de geneeskunde in opdat mensen steeds langer kunnen leven en ook steeds langer gezond kunnen leven. Maar als dat zou betekenen dat de dood geen plek meer kan hebben in het leven, dan gaat er vanuit katholiek perspectief iets mis in de wetenschapsbeoefening.
Ook hier een voorbeeld uit onze coronatijd. De gemiddelde leeftijd van de corona-doden in Nederland is circa 83 jaar. Dat ligt een paar jaar boven de gemiddelde stervensleeftijd. Deze observatie betekent niet dat we niet in moeten zetten op de medische zorg voor ouderen, maar deze wel in proportionaliteit moeten begrijpen. Op het ministerie van Economische Zaken lag een rapport over de consequenties van een mogelijke lockdown uitgedrukt in Qaly (meeteenheid voor gezonde levensjaren). Daarin staat dat een lockdown 120.000 Qaly zou opleveren, maar tevens 620.000 Qaly verlies zou betekenen. In een katholieke wetenschapsbeoefening zou zo’n rapport niet in een la mogen verdwijnen.
Zijn de (nieuwe) coronamaatregelen katholiek?
Corona is nog steeds in Nederland. Helaas. Dus hebben we verstandige maatregelen nodig, zeker nu het coronaseizoen weer aanbreekt.
Vanuit katholiek perspectief heb je science-based maatregelen nodig, dus gebaseerd op betrouwbare data. Er werd in de Tweede Kamer de afgelopen dagen fel gediscussieerd over de ongevaccineerden, maar de data daarover wilde de minister van Volksgezondheid niet aanleveren. Dat is uiterst problematisch.
Nu wordt bijvoorbeeld de regel ingevoerd dat je alleen naar je fitnesscentrum kan met een QR-code. Liggen de IC’s dan vol met allemaal mensen die driemaal per week in de fitness sporten? Zijn er fitnesscentra waar een corona-uitbraak is geweest zoals in Café Camelot in Zutphen? De data zijn niet voorhanden. En omdat de data niet voorhanden zijn, zijn ze ook niet te interpreteren, bijvoorbeeld in termen van gevaccineerden-ongevaccineerden. Voor corona-bestrijding is dit een maatregel die niet science-based is en daarmee niet beantwoordt aan een katholieke wetenschapsbeoefening.
Dat ligt anders als het doel zou zijn een vaccinatiegraad van honderd procent te bereiken. De ongevaccineerden bevinden zich vooral in de jongere leeftijdsgroepen. Aangezien data betreffende fitnesscentra aangeeft dat de grootste groep fitness-sporters tot die leeftijdscategorie behoren, is dit wel een science-based maatregel om dwang uit te oefenen op deze jongeren zich te laten vaccineren.
Voorts heb je vanuit katholieke perspectief maatregelen nodig die getuigen van realiteitszin. We hebben elk winterseizoen corona in Nederland (naast Influenza A en B en andere luchtweginfectievirussen). We zullen ziekenhuisbedden nodig blijven hebben.
De opmerking van een van de leidende adviseurs van het kabinet afgelopen oktobermaand dat we de IC-capaciteit niet moeten uitbreiden omdat niets zo erg is als personeel op een IC dat niets te doen heeft, getuigt niet van realiteitszin, in ieder geval niet in de actuele situatie. Een dergelijke opmerking beantwoordt niet aan een katholieke wetenschapsbeoefening.
Een zorgelijke situatie
De meeste nieuwe maatregelen gingen zaterdag 6 november in. Op vrijdag 12 november wil het kabinet evalueren en beslissen over een verdere invoering van de QR-code. Indien de nieuwe maatregelen effect zullen hebben (en daar zijn uiteraard kritische vragen bij te stellen, want zo hoort dat in wetenschapsbeoefening), kunnen die onmogelijk al zichtbaar zijn op 12 november. Dat weet het kabinet ook. Volgens het RIVM ligt de incubatietijd immers tussen de 2 en 14 dagen en duurt het gemiddeld 5 à 6 dagen voordat je na besmetting klachten krijgt.
Uiteraard mag je als politicus een voorstander zijn van een QR-maatschappij. Maar zeg dat dan gewoon hardop. Daar is niets mis mee om dat te doen. Dat past ook in het perspectief van een katholieke wetenschapsbeoefening. Maar of een QR-maatschappij beantwoordt aan wat vanuit katholiek perspectief een gezonde maatschappij is, is natuurlijk weer een heel andere vraag…
Archibald L.H.M. van Wieringen, priester van het bisdom Haarlem-Amsterdam, is hoogleraar Oude Testament aan de Tilburg School of Catholic Theology.