We leven in een tijd waarin de relatie tussen mensen onderling onder druk staat. Onrust en onzekerheid ondermijnen onze natuurlijke hang om elkaar nabij te zijn. Daar tobben verenigingen en kerken mee, maar ook de grootste individualist heeft er last van. Immers: uiteindelijk zijn we altijd toch afhankelijk van elkaar. We leven samen. Hoe zorgen we dat dat ‘het goede leven’ mag worden? Want over een aantal dingen zijn we het dan wel weer eens: we willen vormgeven aan welzijn. Dat gunnen we aan onszelf en aan een ander. Of zoals Thomas van Luyn bij the Passion zei: ‘Niemand staat ’s ochtends op met de gedachte om mensen eens lekker iets verschrikkelijks aan te doen.’
Toch is er een geschiedenis van het gebruik maken van mensen voor andere doelen dan hen tot hun recht laten komen. Onze samenleving draait immers naast ‘op goede wil’ ook op geld. Het vaststellen van een sociaal minimum is daarbij een kwestie van levensbelang. Dat feitelijke bedrag is nodig voor de mogelijkheid om – ondanks je situatie – nog in de samenleving mee te doen en het is natuurlijk ook essentieel voor gezondheid en geluk van jou zelf en je omgeving. De filosofe Hannah Arendt beschreef het verschil tussen ‘arbeid’ en ‘werk’. ‘Werk’ doen mensen van harte en met plezier. ‘Arbeid’ verrichten mensen vooral om in hun levensonderhoud te voorzien.
Thomas More zocht 500 jaar geleden al naar een praktische invulling voor het sociale minimum. Hij constateerde dat grote groepen mensen alleen toe kwamen aan zwoegen en dat zij niet genoeg verdienden om van te leven. Kon dat een oorzaak zijn van de maatschappelijke onrust? Zijn ‘Utopia’ was niet alleen – wat wij nu noemen ‘utopisch- maar juist ook praktisch: hij adviseerde voor een fijn functionerende maatschappij dat een ‘vrij en vervullend geestesleven voor zoveel mogelijk mensen mogelijk zou moeten zijn’. ‘Omdat iedereen werkt, volstaan de zes werkuren voor de productie van al het nuttige en aangename dat voor het goede leven nodig is’. Wat als het gedaan was met belastende ‘arbeid’ om aan de basisbehoeften te kunnen voldoen? Zie daar een mogelijkheid om tijd te maken en waardig en ook echt samen te kunnen leven. Het idee van een basisinkomen was geboren.
Ook in onze dagen is een minimum inkomen nodig. En daarop beknibbelen is niet verstandig. Iedereen heeft immers vaste lasten, zoals huur, boodschappen, kleding. En het is ook nodig om te kunnen ‘werken’: met je door God gegeven talent van harte en met plezier welzijn creëren voor je omgeving, de wereld en jezelf. De arbeidsmarkt en onze hele economische manier van doen is hier in deze tijd helaas vaak niet als eerste op gericht. En bij de uitvoering van – in de kern goed bedoelde – sociale maatregelen is een grondtoon van controle en wantrouwen steeds manifester kunnen worden.
Gelukkig is een kentering zichtbaar. Een kleine greep uit wat we zien: Pieter Omtzigt schreef over een nieuw sociaal contract. Minister van Gennip gaat aan de slag met de aanbevelingen van de Commissie Borstlap. Minister Schouten probeert een aantal klemmen uit de armoedemaatregelen te halen. En de kerken en caritas (voedselbanken e.d.) zijn en blijven actief om mensen nabij te zijn en te ondersteunen waar ze kunnen. Ontzettend belangrijk en tekenen van het feit dat we ons niet neer willen leggen bij de ontstane situatie. Maar komen hierdoor mensen en daarmee de samenleving ook structureel beter tot hun recht? Wat als het economisch denken over geld en arbeid en de rol van de overheid zelf desondanks niet meebeweegt? Wat als maatregelen zichzelf in de staart blijven bijten?
Dan kunnen we toch nog iets doen. Teruggaan naar de kern. Het staat ook in de grondwet: bestaanszekerheid garanderen. En kunnen we ons proberen open te stellen voor vertrouwen in al die mensen die financieel geen kant op kunnen? Ook middeninkomens lopen tegen grenzen aan. Enorme groepen van de Nederlandse bevolking hebben financiële zorgen en niet genoeg spaargeld om een noodsituatie op te vangen. En evenzo belangrijk: hoe gaan we om met de onrust die hierdoor ontstaat?
Durven we terug te pellen naar de eenvoud? Het gedachtegoed van iemand als onze eerste vrouwelijke minister, Marga Klompé. Ieder kan door noodlot getroffen worden. Ieder mag er zijn. Waardig in de samenleving mee kunnen doen is belangrijk. En mogen mensen ook nog begrijpen en daarmee ervaren hoe er hulp en duurzaam perspectief voor hen is? In deze tijd kan het basisinkomen hier een belangrijke rol in spelen. Al is het maar als transitiemodel.
Rob de Wijk schreef vanuit de geopolitiek naar aanleiding van het referendum van Brexit en de verkiezing van Trump: ‘‘Solidariteit vereist een discussie over revolutionaire ideeën zoals het basisinkomen: een vast inkomen dat aan iedere burger wordt verstrekt zonder dat de overheid daar voorwaarden bij stelt.” Ook onze Paus Franciscus sprak zich er twee jaar geleden openlijk voor uit: “Het universele basisinkomen kan de relaties op de arbeidsmarkt hervormen, omdat mensen de waardigheid wordt gegarandeerd waardoor zij de arbeidsvoorwaarden kunnen weigeren die hen tot armoede veroordelen”Er zijn wereldwijd en Nederland al experimenten geweest met het basisinkomen met goed gevolg De VN denkt erover na voor ontwikkelingslanden en vluchtelingenkampen. De kinderen bij de Cherokee indianen kregen een hoger IQ. In India begonnen vrouwen een eigen bedrijfje. Finnen met een basisinkomen hadden meer zelfvertrouwen, meer vertrouwen in de toekomst en ook meer vertrouwen in de overheid. En in Nederland konden door de nieuwe werkwijzen bij de experimenten niet alleen de deelnemers, maar ook de – door financiële problemen geplaagde – gemeentes meer grip krijgen op de toekomst.
Onder de noemer basisinkomen (PvdD,GroenLinks, Volt), ‘verzilverbare heffingskorting’(CU) en ‘negatieve inkomstenbelasting tot een sociaal minimum’(D66) zien we deze beweging ook terug in het politiek debat. Misschien is dit een praktische manier om, als de politiek van links tot rechts ‘alle toeslagen wil afschaffen’, onze bonum commune weer op te laten leven en mensen de kans te geven hiervoor van harte en met plezier aan het ‘werk’ te gaan.
Carin Hereijgers
zzp-er in het maatschappelijk middenveld