Lompo is exit. Het lievelingsschaap van mijn man en mij, dat haar naam dankt aan haar omvang en vooral haar gedrag bij de voerbak, geniet van een hemelse oude dag. Het is goed voor mijn geloof in ‘de kinderboerderij’.
door Simone Ooms
De keerzijde van het houden van schapen en lammetjes is dat je een keer afscheid moet nemen. Als er elk jaar lammetjes bij komen, wordt de kudde vanzelf te groot voor de hoeveelheid grond. Bokjes kun je sowieso niet houden omdat ze snel geslachtsrijp zijn en dan zelfs hun eigen moeder zullen dekken. En dan is er nog de kwestie van schapen die oud worden… We laten het niet zover komen dat de oude dag van onze dieren een lijdensweg wordt.
Zodoende wordt er elk jaar, als de lammeren wat groter zijn geworden, over de hele kudde een selectie gemaakt van de ‘blijvertjes’ van dat jaar. De rest wordt opgehaald en doorverkocht door de schapenhandelaar. Dat is altijd een lastig moment. Lastig vanwege het afscheid van dieren die je zelf grootgebracht hebt, maar ook vanwege hun onzekere toekomst. Een aanzienlijk deel zal voor de slacht worden verhandeld.
We sussen onszelf hierover altijd met de (soms hardop uitgesproken) gedachte dat onze schapen vanwege hun lieve karakter vast wel bij een kinderboerderij of een sympathieke liefhebber zoals onze veearts terecht komen. De kans is natuurlijk heel erg klein, maar… het kán.
In Lompo’s geval was die kans echter vrijwel gelijk aan nul. Een relatief oud schaap met hoefproblemen (de reden om afscheid te moeten nemen)… geweldig met mensen of niet, daar zit niemand op te wachten. Dat zou dan dus een enkeltje slachthuis voor Lompo betekenen. Niet bepaald het afscheid dat we ons persoonlijke lievelingetje en matriarch van de kudde gunden. Ze was zo’n lief en prachtig dier… deze keer konden we het gewoon niet over ons hart verkrijgen. Maar ja… wat dán?
Onze opluchting was enorm toen de veearts aangaf nog wel een ‘grasmaaiertje’ te kunnen gebruiken en dat ‘wat extra onderhoud geen bezwaar was’. A match made in heaven met iemand die als geen ander Lompo’s hoeven in optimale conditie kan houden.
Frisse wind door schapenmetafoor
Op mijn ‘minder begeesterde’ momenten vergelijk ik het ‘collectieve hersenspinsel’ bij ons thuis over de kinderboerderij wel eens met de hemel en God: zeer onwaarschijnlijke verhalen, doekjes voor het bloeden als je iemand verliest of het anderszins moeilijk hebt. Gelovig of niet, ik ben een eeuwige twijfelaar, soms zelfs met cynische trekjes… Ik troost me op zulke momenten maar met de gedachte dat God, als Hij dan toch bestaat, mij in zijn oneindige wijsheid nu eenmaal zo in elkaar gezet heeft. Inclusief alle vermoeiende hersenkronkels.
Des te mooier vind ik het dat er nu, juist in de aanloop naar Pinksteren, een frisse wind door die eeuwige schapenmetafoor in mijn hoofd waait. Dat ik eens een keertje niet tegen beter weten in als ‘gelovige’, maar in volle overtuiging hardop kan zeggen: ‘En ze leefden nog lang en gelukkig.’ Dat mijn ‘geloof’ in de kinderboerderij en aardige schapenmensen beloond is.
Geloof… het is voor mij iets dat zich continu voortbeweegt tussen meer letterlijke en meer figuurlijke interpretaties, tussen wat ik maar even de theologische theorie noem en mystieke ervaringen. Lange tijd heb ik, mede onder invloed van het kerkgenootschap waarbij ik me destijds had aangesloten, gedacht dat dat ‘zwak’ of eigenlijk zelfs ‘verkeerd’ was. Dat een ‘goede’ gelovige zijn of haar systeem als het ware volledig dichtgespijkerd moest hebben. Dat alles moest ‘kloppen’. Het leverde vooral veel onmogelijke vragen met nóg onmogelijkere antwoorden op: verkramping.
Nu zie ik hoezeer ik daarin een kind van mijn tijd ben en denk ik: dichtspijkeren doe je met een doodskist. Iets wat leeft mag, móét, kunnen ademen.
Geloof… het blijft iets ongrijpbaars. Maar de kinderboerderij en de veearts? Die bestaan echt!