Wanneer je thuiskomt van een wandeling met kinderen is je jas vaak een stuk zwaarder dan het moment dat je hem aantrok. Niet alleen jouw zakken maar ook hun eigen jasjes puilen uit van alles wat ze gevonden hebben. Wij hebben als mens de neiging om alles met ons mee te blijven dragen wat op ons pad komt.
In de tijden dat ik sabbatgast was in een klooster leerde ik dat het veel verlichting geeft wanneer ik mijzelf niet alles toe-eigen. Het is een vorm van armoede die vrij maakt. Het begint met een ontvankelijkheid dat alles wat wij tegenkomen aan ons gegeven is om er tijdelijk zorg voor te dragen. Ook mogen we sommige dingen aanvaarden als iets wat er gewoonweg is.
Ik denk niet dat jezelf niets toe-eigenen betekent dat je onverschillig moet zijn. Ik trek mij ook zaken aan omdat ik in liefde wil leven. Het is een manier om alles wat ons toekomt te zien als iets waar we van kunnen groeien. We mogen het aanvaarden maar ook loslaten zodat het je niet verzwaard. Ooit las ik een verhaal over Franciscus van Assisi. Hij bedankte zelfs de persoon die hem uitschold omdat hij zo kon leren hoe hij daar mee om kon gaan.
Het leven is helaas niet perfect. De liefde die in ons is gelegd mag ons sterk maken om een weg te vinden in dit leven. Het is echter niet de bedoeling om het te verzwaren met alles wat wij onszelf toe-eigenen. Niets bezit ons omdat wij niets bezitten. Geen geld, geen macht en geen zorgen. God zelf zei ‘kom tot Mij want mijn juk is zacht en mijn last is licht’. Alles wat ons verzwaart mogen wij teruggeven aan de Bron van ons bestaan, aan God die alles al voor ons gedragen heeft.
Op dit moment heb ik denk ik weer te veel in mijn jaszakken. Als ik het eruit haal kom ik woorden tegen die mij pijn hebben gedaan. Ook zal ik zwaardere zaken tegenkomen, dingen die ik niet kan veranderen. Ik zie een hoop op iets wat ik misschien nooit zal ontvangen. Ik kom zorgen tegen van mijn man die ik met mij meedraag omdat ik zag dat hij het niet aankon.
Ik kon dit alles nog niet loslaten of het er enkel laten zijn. Ik zal nu proberen alles op tafel leggen en bekijken wat ik niet meer bij mij hoef te dragen.
Ik hoop te mogen leven in die zalige armoede wat mij als mens vrij maakt van zware lasten. Ik mag zien dat alles wat ik loslaat ik eigenlijk nooit echt heb gehad. Het heeft altijd de bedoeling van de vergankelijkheid gehad. Het hoefde nooit helemaal van mij te blijven.
Het mag ons versterken, vormen of het laat een deukje achter. Maar God laat ons zien dat alles wat vergaat ook weer nieuw leven met zich mee brengt. Zoals een zaadje sterft in de aarde en nieuwe vruchten voortbrengt.