Overweging: bedanken

Overweging: bedanken

Vandaag vieren we Sint Maarten, de Romeinse officier die zijn mantel in tweeën om een arme warmte te bieden. Hij gaf de helft: een Romeinse officier moest de helft van de mantel betalen, de andere helft werd hem geschonken door de keizer.  Zijn stuk kon hij dus afstaan, het andere gedeelte niet want dat behoorde hem officieel niet toe.

We weten niets van die arme. Van Sint Maarten weten we dat hij het leger heeft verlaten en zich geheel en al gewijd heeft aan de dienst aan die andere Heer, Jezus, de Christus. Hij heeft een klooster gesticht, is bisschop geworden van Tours en heeft op een bijzondere manier de Blijde Boodschap uitgedragen. Van de arme weten we verder niets. We weten niet of hij bedankt heeft. Misschien zelfs niet, er zijn mensen die zo door de armoede beschadigd zijn dat ze niet eens de tegenwoordigheid van geest hebben om de schenker te bedanken.

We zien dat ook in het stukje evangelie op deze woensdag (Lucas 17,11-19): van de tien mensen die door Jezus genezen zijn, komt er slecht één (!) terug om Hem te bedanken. Dat is weinig. Velen reageren afwijzend op zo’n houding. Ik maak het meer mee, de hulpvrager is zo helemaal zelf-hulp geworden dat hij of zij geen benul meer heeft van belangeloosheid. Ze moeten eerst weer van binnen op orde komen om de ander (de schenker) te kunnen zien. Misschien dat ze na een paar jaar het moment herinneren en dan toch nog bedanken.

Ik meen ook dat mensen die in de diaconie hun ‘handen laten wapperen’ niet uit moeten zijn op een bedankje. Doe het alsjeblieft belangeloos. Ga er maar vanuit dat slechts één op de tien op zijn schreden terugkeert om zijn dank te betuigen. Bij die andere negen: laat het maar gebeuren. Jij hebt gedaan wat je meende te moeten doen. Dat is voldoende. Ergens staat er in de Bijbel: ‘en God die in het verborgene ziet zal het je belonen.’