Toen ik zo’n vijfenvijftig jaar geleden het klooster inging, werd ik na enkele dagen al bij de broeders-metselaars gezet. ‘Leer het vak maar!’ Ik heb het met liefde gedaan. Het werken in de bouw is een echt ambacht. Je leert ook om de stenen één voor één te plaatsen, rustig, niet gehaast. In die abdij werd ik niet afgerekend op hoeveel meters ik per dag had gemaakt, of hoeveel stenen ik had weggezet.
Jezus neemt in het evangelie van deze dag (Lucas 14,25-33) de bouw van een toren als voorbeeld. Het idee, het bouwplan, de begroting, de fundering (heel belangrijk!) en dan het optrekken van het gebouw. Verder: tot het einde toe doorwerken en iets moois neerzetten. Een toren! Daar kijk je niet omheen. Ik denk dat de bouwers, als ze jaren later nog eens in die streek komen, met tevredenheid kunnen kijken naar die toren. Het is mijn ervaring ook geweest.
Jezus vertelt deze parabel om iets uit te zeggen over onze medewerking aan de bouw van het Rijk van God. De ‘leerling’ blijft leerling en moet gewoon bouwen. Tussen het allereerste idee en het uiteindelijk voltooide bouwwerk moet je een hele weg afleggen. Het is vaak stug doorbouwen, steen voor steen. Ik kon dat omdat er een plan was en ik het resultaat van één dag werken plaatste in dat perspectief. Morgen maar weer verder…
Van belang was voor mij ook om plezier te houden in dat dagelijkse werk. Het kan niet allemaal ‘leuk’ zijn. Het kan wel voldoening geven, dat is echt anders. Zo gaat het ook met dat Rijk van God. Het is vaak iedere keer maar weer je kleinmenselijke dagelijkse inzet plaatsen in dat perspectief dat God ons voorhoudt.
Zou Jezus het ook zo volgehouden hebben?