‘Zijn naam zal zijn Johannes’ (Lucas 1,60). Dat zei Elisabet, zijn moeder, want zijn vader was nog steeds met stomheid geslagen. Elisabet en Zacharias hadden het tevoren er al over gehad, want de naam Johannes was aan de priester Zacharias in de Tempel meegegeven. De beide ouders wisten al – lang voordat de prenatale scan bestond – dat het een jongentje zou zijn.
Johannes: een mooie naam die ook vandaag veel voorkomt in allerlei vormen: Jo, Johan, Hans en ga maar door. Wanneer ik bij de doopvoorbereiding aan ouders vraag of ze de betekenis van de naam Johannes kennen, is het steevast ontkennend. De betekenis van de naam Johannes is rijk, het heeft met genade van doen! Jo-channa: de Heer (Jo) is genadig (‘channa’). ‘Channa’ wordt in het jiddisch: ‘gein’. Dankzij de joden, meestal uit Amsterdam, heeft het woord ‘gein’ een plek gekregen in de taalschat van het Nederlands.
Genade, gein, het heeft iets liefelijks. Het heeft te maken met belangloosheid, met ontferming, met een genadevol staan in de samenleving. Wanneer twee jongetjes aan het vechten zijn en de een heeft de ander in een houtgreep dan volstaat dat de onderliggende ‘genade’ roept en de strijd is voorbij. Als het ‘volgens het boekje’ gaat… Dit is nog tamelijk onschuldig. Maar als we het eens transponeren naar het vele dat zich afspeelt op het wereldtoneel? Volstaat het dat de ene partij roept ‘genade’ waarop de andere partij de hand tot verzoening uitsteekt? Ik zou het willen. Ik zou erom willen bidden.
Nog twee dagen en het is Kerstmis, een dag waarop de engelen zingen ‘Vrede op aarde en in de mensen een welbehagen’. Deze boodschappers van God zingen van een visioen, zo groots, zo mooi, zo bijna onbereikbaar. En toch blijven ze het zingen, en wij met hen. En toch weten we dat dit de enige weg is om met elkaar genadevol om te gaan. Opdat er meer ‘gein’ zal zijn.