N.a.v. Lucas 13,22-30
Wanneer ik een evenement organiseer, dan zorgen we er voor dat er geen onnodige barrières worden geschapen. Het moet ‘laagdrempelig’, voor iedereen bereikbaar. Liefst geen coronatoegangsbewijs, dat werkt discriminerend.
En dan lees ik de restrictieve bepalingen die Jezus aanlegt: de nauwe poort… span je tot het uiterste in… Wanneer dan iemand al zijn moed bij elkaar heeft gepakt en aanklopt: ik ken je niet. Dat is niet erg hartelijk. Ik zou bijna zeggen: niet erg volgens het Evangelie. Ik moet denken aan de Regel van Benedictus waarin deze vader van het westerse monnikendom aanraadt om een kandidaat eerst maar eens drie dagen buiten te laten staan om te zien of hij ‘werkelijk God zoekt’. Waarom deze barrières?
Ik denk dat het gaat om een voortschrijdend proces. Iedere mens kent een ontwikkelingscurve. Meestal gaat het in het begin van een leien dakje, alles is mooi, aantrekkelijk. De tijd van de verliefdheid zullen we maar zeggen. Heerlijk! Maar dit blijft niet, of zo zou het niet altijd moeten gaan. Er zijn mensen die in de fase van de verliefdheid willen blijven en zodra deze lijkt te eindigen een volgende uitdaging aangaan. Zo zou het niet moeten…
Er komen dagen – en daar doelt Jezus op – dat er een verdiepingsslag gemaakt mag (en zelfs moet) worden en dat kost kruim. Dan moet je zelf of samen met anderen door een ‘nauwe poort’. Het is niet allemaal ‘rozengeur en maneschijn’, het is soms ook ploeteren. Dit ploeteren verdiept de relatie, met elkaar en ook met God. Want ook met Hem is het soms ploeteren. God is niet altijd – in onze beleving – een barmhartige Vader die op de uitkijk staat. Hij kan ook een jaloers minnaar zijn die eisen stelt. Om te groeien in liefde.