N.a.v. Matteüs 8,28-34
Jezus die gezag heeft over kwade, verwarrende geesten in mensen… Wat is dat toch? Is het omdat Hij Jezus is, de Zoon van God? Zeker. En toch voel ik dat ik het dan verder van me af zet. Deze kracht louter toebedelen aan Hem, ontslaat mij niet om in contact met kwade, verwarrende geesten mijn eigen verantwoordelijkheid op me te nemen. Hoe en wat?
Allereerst dien ik de juiste constatering te maken. Zijn er mensen met kwade, verwarrende geesten? Ja zeker, en niet zo weinig ook. Ik hoef niet louter te wijzen naar psychiatrische instellingen waar mensen met zorg en deskundigheid worden begeleid om rust in hun leven te brengen. Ik hoef maar de krant open te slaan om mensen tegen te komen die onbezonnen hun mening geven en grof verdeeldheid zaaien, en dat niet alleen in de politieke arena. Het ‘gemeenschappelijk goede’ – zo dierbaar aan de katholiek traditie – wordt met voeten getreden. Mensen worden tegen elkaar uitgespeeld en men schijnt er ook nog plezier aan te beleven.
En dan? Heb ik voldoende aan bagage om hierin een gezagvol woord te spreken? Wat heb ik daarvoor nodig? Ik matig me niet aan dat mijn woord zo gezagvol is dat ik de kwade, verwarrende geesten tot rust kan brengen. Toch is het de opdracht van iedere volgeling van de Christus om voor deze opdracht open te staan. Het vraagt innerlijke vrijheid, niet-gebonden aan wat salonfähig is, een zekere profetische instelling. Het vraagt om luisteren naar dat bevrijdende woord van Jezus die eenvoudig zegt: ‘Gaat heen!’ En dan vinden die kwade geesten wel een weg… in het evangelieverhaal verdrinken ze. Het vraagt om vertrouwen dat God achter je staat, in al je kwetsbaarheid. En als je hierop vertrouwt, dan geeft Hij het ook.