In onze rubriek ‘Vers voor de Zondag’ blikken we vooruit op de eucharistieviering van de aanstaande zondag (of feestdag): wat vertelt het Evangelie ons? Om wat voor thema draait deze viering? Wat zou je kunnen doen om dit te onderstrepen?
23e zondag door het jaar
Ga open!
Het bouwen aan een christelijke cultuur is gebaat met het je openstellen voor die Blijde Boodschap van God. Het gaat niet om zomaar iets te horen. Neen, het gaat om luisteren met je oren, maar ook luisteren met je hart. Dat openstellen van je zintuigen en van je hart is niet vanzelfsprekend. Jezus spreekt de doofstomme aan: Ga open! Niet alleen mond en oren, veel meer, tot in zijn hart.
Exegetische notities Evangelie
Marcus 7,31-37
Deze perikoop over de genezing van een dove man die ook moeilijk spreekt (niet ‘doofstom’, vermoedelijk wel: spraakproblemen ten gevolge van doofheid) heeft verschillende dimensies die allemaal met elementen uit de tekst verbonden kunnen worden. Aspecten ervan zijn ook in de doopliturgie terechtgekomen, wat inhoudelijk passend is, maar met de doop an sich heeft deze perikoop weinig te maken (i.e. er is geen verband met het doopritueel, de verlossing echter, waar de doop om draait, speelt wel degelijk een rol).
Een eerste laag in de perikoop is de genezing op zich; deze vindt plaats via een aanraking, een woordeloos gebed en een bevel (eerst weergegeven in het Aramees, mogelijk met de ‘magische’ bijklank van een exotische taal voor Marcus’ hoorders), die een onmiddellijke genezing tot gevolg hebben. Dit is natuurlijk op zichzelf bijzonder en deze fysieke genezing onderstreept het belang van het lichamelijke en van genezing in de visie op heil van het Marcusevangelie (met een boektitel van de onlangs overleden theoloog Martien Parmentier: Heil maakt heel). Hiermee is echter niet alles gezegd.
Andere aspecten van het verhaal geven aanleiding om het niet ‘alleen maar’ als een wonderverhaal op zichzelf te lezen. Een tweede laag in het verhaal is de christologische. Door dit verhaal wordt, zoals vers 37 (‘Alles wat hij doet is goed’ – NBV) aangeeft, Jezus gekarakteriseerd als een bijzonder machtige en weldoende figuur – over wie men ook graag praat (vers 36), zelfs wanneer Jezus dat zelf helemaal niet wil (vers 36). De spanning die hier in zit heeft te maken met het Messiasgeheimnis, de nog verborgen eigenlijke identiteit van Jezus als de Christus, Gods gezalfde, dat een belangrijke spanningsboog is in dit evangelie. De kern ervan is deze: Jezus, de wonderdoener, wordt misverstaan wanneer zijn wonderdaden en zijn gehele optreden niet verstaan worden in het licht van zijn zelfgave tot het kruis aan toe. Een kernvers hierover is Marcus 10,45: ‘de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen,’ terwijl ook Jezus’ combinatie van zijn identiteit als Messias in Marcus 8 met zijn lijden en sterven van groot belang is. Zolang dit verband niet helder is, is iedere verkondiging over Jezus als Messias onvolledig, zelfs misleidend.
Twee andere dimensies van deze tekst plaatsen hem in een nog groter verband. Om te beginnen zijn er de echo’s van wat op deze zondag de eerste lezing is; met Jesaja 35,4-7 zijn er veel woordelijke overeenkomsten en ook thematisch is het verband er – in beide gevallen gaat het om genezing. De horizon die bij Jesaja een rol speelt, verheldert de horizon waarbinnen de tekst in het Marcusevangelie geplaatst moet worden, namelijk die van een omvattende eschatologische verlossing. Dat ‘weet’ de lezer van Marcus ook wel: Jezus verkondigt immers de komst van het koninkrijk van God en dat heeft precies die horizon, toch is het verleidelijk om zijn genezingen niet als tekenen en proleptische prefiguraties van het komende koninkrijk te zien, maar als incidenten. Het lezen van Jesaja 35 naast deze perikoop helpt om dit misverstand te vermijden. Tenslotte is er (mogelijk) nog de dimensie van de relatie tussen joden en heidenen: de genezing vindt immers plaats in de Dekapolis, heidens geconnoteerd gebied. Dit kan twee associaties oproepen: die met heidenen als mensen die bij uitstek moeten leren horen en spreken (namelijk Gods woord), de man die genezen wordt, krijgt dan een symbolische lading. De andere associatie is dat Gods heil ook de heidenen omvat en de grenzen van Gods koninkrijk die van het volk Israël overgaan.
Focus
De rode draad die alle lezingen van deze zondag met elkaar verbindt, is de gerichtheid van Gods heil op mensen die tekortkomen. Dit is de kern van het visioen van Jesaja, de centrale thematiek van psalm 146, de belangrijkste inhoud van de lezing uit de Jakobusbrief en ook dat wat Jezus’ handelen op de voorgrond plaatst. De horizon van Gods heerschappij houdt in al deze teksten heel concrete verlossing uit benarde situaties in. Aandacht hiervoor zou een al te spiritualiserende opvatting over wat ‘heil’ of ‘verlossing’ inhoudt kunnen tegengaan; en de vraag centraal stellen wat de rol van mensen die zich met Gods visioen van verlossing verbinden – in de kerk bijvoorbeeld – zou zijn in relatie tot mensen in de marge in de 21ste eeuw.
Suggestie om over door te praten: open gaan en gesloten blijven
Winkeliers hebben bij de toegangsdeur een bordje, met aan de ene kant het woord Open en aan de andere kant Gesloten. Klanten mogen naar binnen of moeten buiten blijven.
Rolluiken van kantoren, winkels en huizen worden ’s avonds neergelaten en ’s morgens opgetrokken: het leven wordt buitengesloten en binnengehaald.
Voor wie zijn wij (meestal) open en voor wie altijd gesloten als een vergrendelde deur?
Deze teksten en suggestie zijn genomen uit de ‘Handreikingen voor liturgie voor de zon- en feestdagen’ van Berne Media. In deze uitgave staan exegetische notities voor elke lezing en antwoordpsalm, een ‘kapstok’ voor de verkondiging, misteksten, voorbeden en diverse andere suggesties voor vieringen met gewijde of niet-gewijde voorganger. Voor meer informatie over de uitgave en een abonnement, zie de website van Berne Media.