Niets zo divers als een theologieklas, weet ik uit mijn decennialange onderwijservaring. Vrouwen en mannen studeren theologie, jongeren en ouderen. Er zijn studenten die christen zijn, maar anderen zijn jood of agnost of zelfs atheïst. En de christenstudenten behoren tot verschillende kerken: naast de katholieke kerk zijn er studenten lid van de oudkatholieke kerk, de PKN, de kleinere protestante kerken in Nederland, of zelfs verschillende orthodoxe kerken.
Ook de katholieke theologiestudenten vormen een grote diversiteit. Ik ken een katholieke homoseksuele student die graag zou zien dat zijn liefde voor zijn katholieke vriend en levenspartner door de kerk zou worden gewaardeerd. Ik ken een katholieke student die graag zou zien dat zijn wekelijkse kerkgang naar de zondagse Tridentijnse mis door de kerk zou worden gewaardeerd. Ook katholieke studenten zijn zeer divers.
Zoals altijd, maar zeker bij zo’n grote diversiteit, is het van belang dat men met respect naar elkaars visie luistert. Geef elkaar de ruimte je eigen mening naar voren te brengen. Durf te luisteren naar elkaar.
Omdat we een universitaire opleiding zijn, gaat het er vervolgens om je argumenten uiteen te zetten. In een theologische discussie moeten we natuurlijk niet blijven hangen in ‘ik voel het zo’ en ‘ik voel het zus’. Durf dus ook te luisteren naar elkaars argumenten.
Luisteren naar elkaars argumenten is veel moeilijker nog dan luisteren naar elkaars meningen, want een argument van een ander kan misschien wel meer steekhoudend zijn dan je eigen mening.
Voor een theologieklas een hele klus, een hele theologische klus – die mijn theologiestudenten vaak verbazingwekkend goed weten aan te pakken.
Wat er in de theologieklas gebeurt, zou een goed voorbeeld kunnen zijn voor de Synodale Weg. Luisteren naar elkaar, zo is immers de leus van de Synodale Weg. Maar daarmee zijn we er nog niet. De vraag naar de erkenning van een homoseksuele relatie is een theologisch vraagstuk waarbij argumenten, niet meningen, de doorslag zouden moeten geven. De vraag naar de Tridentijnse mis is een theologisch vraagstuk waarbij argumenten, niet meningen, de doorslag zouden moeten geven. Luisteren zou een open houding moeten veronderstellen juist ook naar de argumenten. Misschien blijken dan de argumenten van de ander beter dan je eigen argumenten.
Als ik kijk naar beide theologische vraagstukken, dan lijkt het mij alsof ze momenteel vanuit het Vaticaan niet op dezelfde wijze behandeld worden. Toen de Belgische bisschoppenconferentie met een voorstel kwam tot zegening van een homoseksuelerelatie, heb ik geen reactie van de paus gehoord. De dicasterie van de geloofsleer had weliswaar een responsum gepubliceerd op de vraag naar het zegenen van gelijkgeslachtelijke relaties, maar dat was vóórdat de Belgische bisschoppen hun zegeningsritueel publiceerden.
Dat is anders waar het gaat om de Tridentijnse mis. Dit jaar heeft een nieuwe motu proprio van de paus de mogelijkheden tot viering van een dergelijke mis verder aan banden gelegd en de toestemming ervoor gecentraliseerd.
Het gaat er niet om wat mijn persoonlijke mening is omtrent het wel of niet zegenen van gelijkgeslachtelijke relaties en omtrent het wel of niet kunnen vieren van de Tridentijnse mis. Waar het mij om gaat is dat we eerst moeten luisteren naar elkaars mening hierover, dat we vervolgens naar elkaars argumenten moeten luisteren en dat we dan op argumenten gebaseerde beslissingennemen, of misschien alleen nog maar voorlopige beslissingen.
Recent hoorde ik in een wetenschappelijke bijeenkomst een van de consultors voor de aanstaande bisschoppensynode over synodaliteit reageren op de vraag hoe deze consultor aankeek tegen de tegenstanders van de synodale weg. Het antwoord choqueerde mij. Er kwam geen argumentatie, maar een metafoor: de tegenstanders en voorstanders werden vergelijken met rokers en niet-rokers. Daarmee plaatste de consultor zichzelf in een groep van gezonde mensen, de niet-rokers, tegen degenen die als ongezond, de rokers, aangemerkt werden.
Als iemand in mijn theologieklas zo’n metafoor zou gebruiken, zou ik ingrijpen, want dat heeft niets van doen met luisteren naar elkaar. Etiketten op mensen plakken is zo’n beetje het tegenovergestelde als luisteren naar elkaar.
De twee voornoemde theologische vraagstukken vragen niet om etiketten, maar om luisteren naar elkaar. Daarmee zijn ze niet opgelost. Theologie is niet het uitwisselen van meningen en dan is verder alles goed. Theologie is niet voor niets een wetenschap. De volgende stap is luisteren naar elkaars argumenten. Niet de meningen, laat staan etiketten, maar de argumenten vormen de basis om een vraagstuk op te lossen. Op wetenschappelijk niveau heeft de gebruikte metafoor dan ook niets van doen met theologiebeoefening. Het etiketteren van jezelf als gezond en van degene die er anders over denkt, als ongezond is het tegenovergestelde van het respectvol uitwisselen van argumenten.
De rokersmetafoor verwoest de Synodale Weg alleen maar, degradeert meningen tot betekenisloze propaganda en snijdt het uitwisselen van argumenten af. Daarom is het juist aan de beroepstheologen dat de Synodale Weg en een naar argumenten luisterende theologiebeoefening samen optrekken.
De Synodale Weg – een hele klus. Een hele theologische klus!
Archibald L.H.M. van Wieringen, priester van het bisdom Haarlem-Amsterdam, is hoogleraar Oude Testament aan de Tilburg School of Catholic Theology.