Jaren geleden maakte ik met studiegenoten een reis door Oeganda. Geen toeristische reis naar dure resorts, maar een journalistieke expeditie waarbij we met extreme armoede en de daaruit voortvloeiende ellende werden geconfronteerd. Je kent de beelden van televisie, maar het is heel anders als je je er ineens middenin bevindt. Toch was de cultuurshock bij thuiskomst een stuk groter.
door Simone Ooms
Een van de eerste dingen die ik ondernam, was een ritje op de fiets naar de super: even mijn hoofd leegmaken en de melk kopen dat ik tijdens de reis zo gemist had. Toen ik echter met mijn mandje door het klaphekje liep, werd ik volledig overvallen door de veelheid aan kleuren, volle schappen, haast oneindige keuzemogelijkheden. Was dit echt? Was dit… normáál? Ik slikte en liep snel door naar de zuivelafdeling. Volle melk, halfvolle melk, magere melk, melk met extra calcium, karnemelk, geitenmelk, verschillende merken en biologische varianten… de tranen sprongen letterlijk in mijn ogen.
De kers op de welvaartstaart: een man naast me zette het op een luidruchtig vloeken omdat zijn favoriete yoghurtje op was. Het kostte me de nodige zelfbeheersing om hem niet acuut op zijn bek te slaan. Een soortgelijke neiging kreeg ik toen er ’s avonds familiebezoek was en er chinees werd gehaald: het familielid dat per se een eigen gerecht wilde en er vervolgens zonder proeven de neus voor ophaalde (‘toch anders dan bij ons’) trok ik zowat over tafel.
Na een paar dagen waren die scherpe kantjes er vanaf, na een week of twee was ik weer een nagenoeg ‘normale’ westerling. Toch steekt het na al die jaren nog altijd wel eens eventjes de kop op: die verbazing en irritatie bij onze luxeleventjes en het bijbehorende gemauw over allerlei kleinigheden. Vooral in coronatijd.
Ik heb het natuurlijk niet over de ondernemers die het water aan de lippen hebben staan of inmiddels zelfs kopje onder zijn gegaan, hun werknemers die ineens werkloos werden, kwetsbare leerlingen die dubbele achterstanden opliepen, mensen in de laatste levensfase die aan het begin van de crisis zonder hun naasten bij zich moesten sterven, of andere persoonlijke drama’s die zich tijdens deze crisis hebben afgespeeld – en zich nog steeds afspelen.
Nee, het gaat me om Henk en Ingrid die het hele coronagedoe inmiddels gewoon een beetje beu zijn. Degenen die géén inkomen of dierbaren hebben verloren en voor wie staycation, thuiswerken, een mondkapje en niet lekker kunnen shoppen of uitgaan de enige problemen zijn. En o ja, die avondklok.
Natuurlijk, het is niet leuk om thuis te moeten blijven en ook ik verheug me enorm op het moment dat ik weer eens naar de bioscoop of naar een restaurant kan. Ja, mondkapjes zijn vervelend. En ik ben me ervan bewust dat thuiswerken voor mij makkelijker is dan voor mensen met een drukker huishouden en/of minder ruimte.
Maar kom op, we spreken niet voor niets van een crisis. Als dit dan je enige problemen zijn, ben je een gezegend mens.
Het is goed dat behalve ‘coronaveiligheid’ nu ook andere factoren, zoals psychische gezondheid, worden meegenomen in de besluitvorming over ‘hoe nu verder’. Het is goed dat er kritisch gekeken wordt naar de democratische of niet-democratische wijze waarop die besluitvorming geschiedt. En het is logisch dat deze zaken doorklinken in de verkiezingen.
Ik vrees echter dat Henk en Ingrid, die volgens mij een beetje vergeten zijn hoe échte crises en diepe ellende eruitzien, zich vooral laten leiden door hun eigen verlangens om gewoon weer te kunnen doen wat ze altijd al deden.
Het dubbele is dat ik daar vanuit individueel-pastoraal perspectief nog alle begrip voor heb ook. De rat race, de enorme hoeveelheid aan prikkels, constant consumeren is de norm. Bezinning en (zelf)reflectie, zingeving… hè, wat?
Niet gek dus dat er hele volksstammen thuis tegen de muren opvliegen nu ze hun ‘verdovende middelen’ niet langer binnen handbereik hebben en – eindelijk – eens wat meer op zichzelf teruggeworpen zijn.
Werk aan de winkel dus voor de psychologen, maar zeker ook voor de geestelijk verzorgers en het pastoraat; want onder al die plotselinge psychische problemen zouden zomaar eens een paar forse existentiële vraagstukken kunnen liggen.
Zegt mijn westerse, geestelijk-verzorger-in-spe-ik begripvol.
‘Stelletje yoghurt-jankerds,’ pruttelt mijn Afrika-geharde ik erachteraan.