Een interessant gegeven in de geschiedenis van Curaçao, Aruba, en Bonaire is dat de overgrote meerderheid van de slavenmeesters op deze eilanden protestants waren, terwijl de slavenbevolking er katholiek was. De traditionele verklaring hiervoor is dat protestanten hun kerk niet voor de slavenbevolking wilden openstellen, maar wel oogluikend toestonden dat katholieke missionarissen vanuit Venezuela er de kinderen van tot slaaf gemaakte Afrikanen kwamen dopen.
In zijn recente studie Afro-Atlantic Catholics: America’s First Black Christians (Notre Dame UP, 2022) biedt Jeroen Dewulf, Queen Beatrix Professor aan de University of California, Berkeley, een nieuw perspectief op de geschiedenis van de zwarte katholieke gemeenschap in de Antillen en op andere plekken in Amerika. Hij toont aan dat hoe, onder Portugese invloed, het katholicisme zich al in de vijftiende eeuw, nog voor de reis van Columbus naar Amerika, in verschillende delen van Afrika verspreidde. Dit gebeurde eerst op de eilandengroepen van Kaapverdië en São Tomé en later in delen van het Afrikaanse continent waar de Portugese invloed sterk was, zoals bijvoorbeeld het oud Koninkrijk Kongo.
Daar ontstonden eigen Afrikaanse varianten van het christendom die elementen van het laatmiddeleeuwse Portugese katholicisme vermengden met Afrikaanse rituelen. Een belangrijke rol daarbij speelden de broederschappen of confrarias. In Kongo, bijvoorbeeld, waren er al in 1595 zes zulke broederschappen, gewijd aan de devotie van Onze-Lieve-Vrouw van de Rozenkrans, de Heilige Geest en Sint-Antonius. Doordat de slavenhandel lang in Portugese handen was, kwam vooral in de vroege koloniale geschiedenis een groot aantal Afrikanen uit die regio’s en introduceerden zo in Amerika hun eigen vorm van katholicisme. De eerste tot slaaf gemaakte Afrikanen in Nederlandse kolonies waren vaak buitgemaakt op Portugese slavenschepen. Zo kwam dit Afrikaanse katholicisme, via de Kaapverdische Eilanden, al heel vroeg op Curaçao terecht. Ook in Nieuw Nederland, de Nederlandse kolonie op Manhattan, bestond de slavenbevolking bijna volledig uit Afrikanen met Portugese katholieke doopnamen.
In zijn boek biedt Dewulf een nieuw antwoord op een van de moeilijkste vragen uit de koloniale geschiedenis: Hoe kunnen we verklaren dat, overal in Amerika, nazaten van tot slaaf gemaakte Afrikanen zich met zoveel passie als christenen beschouwen, terwijl dit net de godsdienst van die naties is die voor de slavenhandel verantwoordelijk waren. Zijn antwoord is dat het katholicisme ook een lange Afrikaanse geschiedenis heeft en door een deel van de tot slaaf gemaakte Afrikanen als hun eigen religie werd beschouwd.
De fout die historici volgens Dewulf in het verleden hebben gemaakt is dat ze bij de verspreiding van het christendom onder de Afrikaanse bevolking en haar nazaten in Amerika te sterk de nadruk op Europees/wit missiewerk hebben gelegd. Veel belangrijker waren volgens hem leden van de Afrikaanse/zwarte gemeenschap die hiertoe zelf het initiatief namen en het christendom vanuit hun eigen perspectief hebben geïnterpreteerd en daarna verspreid. Dewulf laat ook zien dat deze Afrikaanse vorm van katholicisme helaas lange tijd door vertegenwoordigers van de Katholieke Kerk als een vorm van bijgeloof werd verworpen en bestreden. Tegelijk toont hij ook aan dat er belangrijke uitzonderingen waren. Zo maakte hij voor zijn studie veelvuldig gebruik van het baanbrekende werk van de Dominicaanse missievader Paul Brenneker, die op Curaçao een schat aan gegevens verzamelde over de katholieke tradities van de zwarte bevolking. Een andere Nederlandse pionier op dit gebied is de Franciskaan Frans van der Poel, bekend onder de naam Frei Chico, die met veel passie de katholieke volksreligie van Brazilië heeft onderzocht. Missionarissen zoals zij, die dicht bij het volk stonden, begrepen wel degelijk de waarde van deze tradities. Hun werk krijgt in deze wetenschappelijke studie dan ook veel waardering.
Prof. Jeroen Dewulf, PhD is directeur van het Center for Portuguese Studies en hoogleraar in het Departement German and Dutch Studies aan de Universiteit van Californië, Berkeley. Hij is de auteur van een aantal boeken, waaronder The Pinkster King and the King of Kongo: The Forgotten History of America’s Dutch-Owned Slaves en From the Kingdom of Kongo to Congo Square: Kongo Dances and the Origins of the Mardi Gras Indians.